Nadat de Slag om Arnhem is mislukt wagen de geallieerden bij de Duitse stad Wesel een nieuwe poging de Rijn over te steken. Op zaterdag 24 maart 1945 worden 16.000 parachutisten ten oosten van de Rijn achter de Duitse linies gedropt. Dit is de grootste luchtlandingsoperatie die ooit is uitgevoerd in een enkele dag, Operatie Varsity.

Dingden, het dorp waar mijn vader tewerk is gesteld als dwangarbeider, komt tijdens Operatie Varsity midden in de frontlijn te liggen.

In de lucht boven Dingden cirkelen bommenwerpers. Mijn vader moet rennen voor zijn leven.
“Even later hoorde ik een onheilspellend fluitend geluid. Toen ik opkeek zag ik in de richting van het Bahnhof een fontein van vuur boven de daken uit spatten. Op hetzelfde ogenblik klonk er een daverende knal. Ik rende naar de schuilkelder. Ik liep een trapje af van ongeveer tien treden en kwam toen bij een ijzeren deur. Op dat moment hoorde ik een tweede knal, veel harder dan de eerste. De grond onder mijn voeten golfde en de lucht werd uit mijn longen gezogen. Snakkend naar adem stond ik daar.“
Hubert van Hove – Reis naar het einde
Nadat mijn vader een hele dag in een kelder heeft doorgebracht, vlucht hij naar een oude windmolen buiten het dorp waar hij schuilt voor het artellerievuur.
“Toen ik even was ingedommeld werd ik weer wakker van kanongebulder. Het scheen dat de granaten tamelijk dichtbij insloegen. Op een gegeven ogenblik vlogen door de luchtdruk de ruiten van de molen eruit. Toen leek het ons beter naar beneden te gaan. Er was geen binnentrap. Wij moesten dus buitenom. De onderste verdieping van de molen was omgeven door een aarden wal die op een punt werd onderbroken door een poort. Wij renden dus het dijkje af en door de poort naar binnen. Het was hier donkerder dan boven, want er waren geen ramen. De enige verlichting bestond uit een viertal olielampen. Daarin zagen wij vaag zo’n vijftiental gewonden liggen.”
Hubert van Hove – Reis naar het einde


Op woensdag 28 maart 1945 wordt Hubert van Hove bevrijd door Engelse soldaten.
“Sta op, Hubert, daar zijn de Tommies. Toen ik slaperig was opgestaan vroeg hij me of ik ze tegemoet wilde lopen met een Rode Kruisvlag. Ik voelde daar niet veel voor en vroeg waarom ik dat moest doen. Hij antwoordde dat ik de enige was die behoorlijk Engels sprak. Ik had spijt dat ik die suggestie had gewekt. Voorzichtig keek ik naar buiten. En jawel, daar kwamen ze. Een twintigtal geallieerde soldaten, gewapend met stenguns, kwam vanuit het dorp naar de molen toe.”
Hubert van Hove – Reis naar het einde